Website door
Antoinette Verstegen

Viswijf

Woensdag 26 september 2018

Mijn oma was een viswijf. Letterlijk; voordat ze trouwde en een serie kinderen kreeg, verkocht ze vis op de markt. Maar het jargon dat bij het spreekwoordelijke viswijf hoort, beheerste ze ook. De kans is groot dat ik het van haar heb.

In vloeken was ze een specialist, maar van schelden hield mijn oma niet. Ook dat heb ik van haar. Al voordat iemand heel vaak achter elkaar kutwijf in mijn gezicht schreeuwde, zonder blijkbaar het gewenste effect, en daarna overging op ‘krijg kanker in je lelijke tieten’, voelde schelden voor mij net zo erg als fysiek geweld. Daarna vond ik verbaal geweld zelfs lelijker. Misschien alleen al omdat ik daarop fysiek geweld pleegde en ik na al die jaren, ondanks de schaamte, nog steeds vind dat dit geheel terecht was. Erger nog, ik zou het zo weer doen en in mijn woede opnieuw hopen dat hij dood neer zou vallen.

Mijn oma leefde toen al niet meer, maar ik weet zeker dat zij, zo klein en fragiel als ze was, die vent routineus als de zoveelste haring had gefileerd. Ik ken niemand die zo beschermend was naar haar kinderen en kleinkinderen als zij. Zó beschermend, dat volgens mij geen enkele van de mannen en vrouwen waar haar geliefde kinderen mee thuis kwamen, ooit kon voldoen.

Tot ver in de pubertijd was haar huis mijn tweede thuis, nergens voelde ik me zo veilig als bij haar. Ze stierf toen ik in de twintig was en vooral bezig met mezelf. En als ik dan al eens langs ging, begon en eindigde het bezoek met gevloek en verwijten omdat ik zo weinig kwam. Zelfs dat voelde bij haar als liefde.

Mijn oma was een viswijf. Ik zou er nu, zo’n vijfentwintig jaar na haar dood, veel voor over hebben een harinkje met haar te  mogen fileren en samen godsgruwelijk hard te vloeken.