Lay your love on me
Op mijn elfde was ik voor de eerste keer verliefd, op een echte deugniet. Hij haalde continu streken uit en als hij het een keer niet had gedaan, kreeg hij toch de schuld. Op het trapveldje aan het einde van mijn straat zong hij al luchtgitaar spelend ‘Come on baby lay your love on me’ van Racey voor me en ik viel als een blok. Totdat hij dreigde het uit te maken als dingen niet op zijn manier gebeurden. Ik liet mister ‘Lay your love on me’ per omgaande zo’n beetje letterlijk weten dat hij kapot kon vallen.
Jaren later kwam ik hem weer eens tegen, in de kroeg. Ik was een weekend thuis van mijn studie, hij had verlof van de bajes. Hij zei: ‘Wat ben jij een lekker ding geworden’. Ik: ‘Wat ben jij een eikel geworden’ en hij droop af. Wel gooide hij die nacht een brandbom bij iemand in huis die blijkbaar (ook) iets verkeerds had gezegd.
De afgelopen jaren raakte ik ineens opnieuw een paar keer besmet met het ‘Lay your love’-virus. Zo erg dat ik mezelf achteraf verwonderd afvroeg hoe ik aan zó’n beroerde smaak kwam. Ik heb intussen maar geaccepteerd dat je niet kunt kiezen op wie je valt, wel bepaal je zelf wat je van mensen pikt en daarin ben ik de afgelopen jaren een stuk verder gegaan dan als elfjarige.
Als iemand me slecht behandelt, zegt dit alles over de ander en niks over mij. Als iemand me slecht behandelt en ik er in blijf trappen zegt dit wel iets over mij en dat gevoel bevalt me niks. Dus heb ik een nieuw gebod. Als het zich één keer gedraagt als stront, is het stront en zal het ook altijd stront blijven. Zelfs al is het ook lief, ziet het er fantastisch uit en ruikt het zalig: gedragen als stront is en blijft hoe dan ook stront. En bij stront blijf je zover mogelijk uit de buurt.
Ik denk dat mijn elfjarige ik heel trots op me zou zijn.