Website door
Antoinette Verstegen

Koekoeksjong

Maandag 15 juli 2019

Razendenthousiast was ik, toen ik ontdekte dat er merels broedden in de wilde wingerd, die welig tegen de muur van mijn bijkeuken tiert. Nestjes met jonge vogels in mijn tuin, geven me de welkome illusie dat het best meevalt met de teloorgang van de natuur en daarbij ben ik ook nog eens dol op merels. Ze zijn grappig als ze als een commando aan komen rennen: go go go! Stop! Go, go, go! Meer nog raak ik altijd ontroerd als er ’s avonds eentje op de muur achter mijn huis een lied zingt.

Zodra er nakomelingen kwamen, was het over met de mooie liedjes en ging mijn vertedering vanwege schattige jonkies, al snel over in intens medelijden met de ouders. Af en aan vliegen ze voor de veeleisende kinderen en intussen lijkt vooral de vader eerder een postnatale depressie dan de vreugde van nageslacht te ondergaan. Hij heeft amper nog staartveren en zelfs vanaf de andere kant van het terras zie ik de wallen onder zijn ogen.

Ik houd rekening met ze. Als ik daar in de buurt bezig ben en ze het nest niet in durven vliegen, ga ik een eindje verderop met de rug naar ze toe staan. Ik hoor dat de moeder de struik invliegt, vervolgens het gepiep van de jongen en ga weer aan de slag. Ook denk ik dan: sufkut, als ik echt een vijand was, zou jij zó de sjaak zijn. Ik hoor precies waar je heen gaat en dat daar een hoopje weerloos vlees te vinden is.

Gelukkig heb ik niks met jong merelvlees. En ik probeer het wat voor ze te relativeren: je had ook een koekoeksjong kunnen hebben, zeg ik, als ze compleet uitgeput voor de zoveelste keer met wat wormen of een bes voor mijn wilde wingerd zitten. Het kan altijd erger, want zo’n formaat raakt echt nooit volgevreten.

En toen begon ik te huilen. Niet eens om die vermoeide merelouders, maar omdat ik me realiseerde dat een verslaafde in je vriendenkring als een koekoeksjong is. En die moet ik uit het nest stoten, voor hem, mezelf en andere dierbaren. Ik heb, net als dat ik voor de merelouders deed, op een afstand gestaan, mijn ogen gesloten, uit de weg gehaald wat kon, maar dat kan ik nu niet meer.

Heel even denk ik dat ik graag een merelouder was, die zonder te hoeven denken, zou blijven zorgen totdat er geen veer meer van me over was, zelfs al was het voor een koekoeksjong. En dan weet ik dat dit voor niemand een goed idee is. Zelfs niet voor mijn prachtig koekoeksjong.