Ku(ns)t
In mijn provincie valt in het nieuwe college kunst en cultuur onder vrije tijd. Dat klinkt best gek, omdat je op die manier kunst tot hobby degradeert: jij moet zo nodig je ei kwijt, dus fröbel lekker en als het ons uitkomt genieten we (gratis) met je mee.
Nu houd ik me daar persoonlijk trouwens prima aan; ik moet mijn ei kwijt en ik zou daar al heel lang mee gestopt zijn als ik niet het gevoel had daar mensen mee te kunnen raken. Ik hoef er gelukkig niet van te leven, want dan zou ik die paar euro’s die ik afgelopen jaar van de Buma gestort kreeg en de veelvoud hiervan aan flessen wijn die ik aan gage uitgekeerd kreeg, stukken minder grappig vinden. Maar als je dat wat ik doe een hobby noemt, zie ik dat als een belediging.
Naar mijn idee is een hobby pretentieloos en ik heb pretentie. Ik wil mensen raken, soms het verschil kunnen maken, af en toe een deurtje openen naar een ander idee of een andere gedachte. En dat is volgens mij in grote lijnen wat een kunstenaar wil of doet. Ben ik daar per se heel goed in? Neuh. Omdat het geld niet binnen stroomt? Neuh, ook dat niet. Kunst is namelijk niet per se waardevol omdat het veel geld oplevert. Als, net als in de zorg, ergens nooit marktwerking op los gelaten had mogen worden, is het kunst.
Waar geld naar toe moet en waar niet, daar heb ik trouwens geen idee van. Behalve dan dat ik geloof in de kennismaking van kinderen en jongeren met kunst. Zodat je net wat anders leert kijken, wat méér leert zien, je de verbeelding aan de macht kunt laten. Ik denk namelijk dat je dan later net wat gemakkelijker heel hard kunt huilen om een goed lied, je nog lyrischer kunt worden van een mooie film, je jezelf leert verliezen in een bijzonder schilderij. Voor mij is dat rijkdom.
Goed kunstonderwijs heeft trouwens ook wel een nadeel. Als ze nu tegen me zeggen ‘wat schrijf jij kut’, dan kan ik nog denken: ‘tuurlijk, geen kunstonderwijs gehad, die vergeet zo de n en de s’.